Werknemers krijgen in het nieuwe pensioenstelsel een eigen pensioenrekening bij hun pensioenfonds. De vaste pensioenpremie, betaald door werkgever en werknemer, wordt volgens gemaakte afspraken collectief belegd.
Pensioenrekening met 'rendementsverwachting'
Er komen twee soorten pensioen. De eerste variant is de collectieve spaarpot, ook wel het ‘solidaire contract’ genoemd. Elke deelnemer stort zijn eigen inleg, en krijgt zijn eigen opbrengst. Wel moeten alle deelnemers ook betalen voor een solidariteitsreserve, om tegenvallers uit slechte jaren te ‘dempen’. En de inleg van ouderen wordt meer risicomijdend belegd dan bij jongeren.
De tweede optie is de flexibele variant. Elke deelnemer krijgt een eigen pensioenspaarpot, waarmee hij of zij kan sparen en beleggen. Mee- en ook tegenvallers zijn geheel voor eigen risico en rekening. Wel is er een basisverzekering tegen arbeidsongeschiktheid en pensioentekort.
Via de individuele pensioenrekening is na verloop van tijd inzichtelijk wat het verwachte rendement van de beleggingen zal zijn. In beide varianten bepalen de ingelegde premie en het beleggingsrendement de hoogte van het pensioen. Er is geen gegarandeerd pensioen meer aan het eind van de inleg.
Pensioen meer onder invloed van economie
In het nieuwe pensioenstelsel komen rekenrente en dekkingsgraden niet meer voor; de pensioenen en pensioenuitkeringen zullen meer onder invloed staan van het wel en wee van de economie. Als de economie de wind mee heeft, groeit ook het verwachte pensioen. Ook gepensioneerden profiteren daarvan. Maar pensioenen worden lager als het economisch slechter gaat.
Pensioenfondsen stellen een ‘solidariteitsfonds’ in dat maximaal 15% van het totaal belegde vermogen mag omvatten. Dit fonds geldt als buffer dat nadelige beleggingsresultaten in een bepaalde mate kan opvangen. Voor de mensen die dichter bij de pensioendatum komen geldt dat de schommelingen in het pensioen kleiner zullen zijn.
Verplicht opbouwen voor elke volwassene
Iedereen van 18 jaar of ouder is sinds 1 januari 2024 verplicht pensioen op te bouwen. Het idee achter een verplichte toetredingsleeftijd is dat het verstandig is om zo snel mogelijk te beginnen met pensioen opbouwen.
Compensatie voor middengroep
Voor mensen die zich middenin hun loopbaan bevinden is de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel nadelig. Deze groep van 45+ komt als geheel tientallen miljarden euro's tekort en moet daarvoor volgens de afspraken in het pensioenakkoord gecompenseerd worden. De precieze wijze waarop dat moet gebeuren is onderwerp van discussie tussen werkgever, werknemers en medezeggenschap, en de pensioenuitvoerder.
Uitkering voor vervroegd pensioen
Werkgevers mogen in het nieuwe pensioenstelsel bij vervroegd pensioen maximaal 3 jaar vóór de AOW-leeftijd een uitkering aanbieden. Voor uitkeringen tot ongeveer €19.000 per jaar hoeft geen heffing in het kader van de Regeling Vervroegde Uittreding (RVU) te worden betaald. Dit bedrag komt overeen met de netto AOW. In aanvulling op de uitkering kan een deel van het ouderdomspensioen worden uitgekeerd.
Eenmalig bedrag opnemen op pensioendatum
Vanaf 1 januari 2025 (naar verwachting) mogen deelnemers eenmalig een bedrag opnemen. Dat gaat uiteraard ten koste van de resterende pensioenuitkering. De volgende voorwaarden gelden:
- De hoogte van het bedrag is maximaal 10% van het ouderdomspensioen;
- Het bedrag kan alleen op de pensioendatum worden opgenomen, of in de maand februari van het jaar volgend op het jaar waarin de AOW begint;
- Wie met pensioen gaat, kan sinds 1 januari 2023 ook kiezen voor een hoog-laagoptie. De eerste jaren na pensionering krijg je dan meer pensioen, in de jaren daarna minder. Die keuze kan je alleen maken als het pensioen ingaat.
Voor sommige deelnemers kan een eenmalig bedrag uit het pensioenvermogen aantrekkelijker zijn vlak na pensionering dan een hogere uitkering in de jaren daarna. Bijvoorbeeld om een hypotheek af te lossen.
De AOW-leeftijd gaat minder snel omhoog
In 2024 komt de AOW-leeftijd uit op 67 jaar. Daarna zal de AOW-leeftijd niet met 1 jaar stijgen per jaar dat we langer leven, maar met 8 maanden. De AOW-leeftijd blijft dus gekoppeld aan de levensverwachting, maar in minder sterke mate.
Rol voor de or
De ondernemingsraad heeft een belangrijke rol in de transitie naar het nieuwe stelsel. Zo beslist de or samen met de bestuurder voor welke optie wordt gekozen en bij welke pensioenaanbieder. Let erop dat werkgever en ondernemingsraad/werknemers uiterlijk op 1 januari 2025 (mede afhankelijk van de veegwet) definitief overeenstemming moeten hebben bereikt over de nieuwe pensioenregeling, de uitvoering ervan en het transitieplan. Voert een verzekeraar of premie-pensioeninstelling (PPI) de pensioenregeling uit, dan is 1 oktober 2026 de deadline.