Het bestrijden van ongewenste omgangsvormen gaat om cultuurverandering. We horen vaak dat zo’n verandering tientallen jaren zou moeten duren. Klopt dat? Nee. Deze bewering baseer ik op het observeren van gedragsverandering in verschillende situaties over een periode meer dan 50 jaar, en het feit dat cultuur is wat we gewoon tolereren.
Cultuur is wat we tolereren
In 1972, mijn laatste jaar van de middelbare school, stelde een leerkracht al op de eerste dag grenzen: ‘Ik geef geen les in een varkensstal. Ik wil geen papieren en zakdoekjes op de vloer, enzovoorts.’ Daar voldeden we keurig aan, maar alleen tijdens zijn les.
In 2003 gaf ik een opleiding in leiderschap en een van de deelnemers werkte bij een groot techbedrijf. Hun nieuwe CEO had op zijn eerste dag aangekondigd dat seksuele intimidatie en racisme niet getolereerd zouden worden en dat de sanctie ontslag zou zijn. Volgens haar werkte het vanaf het begin als magie.
Wel en niet tolereren
Tussen 2009 en 2012 gaf ik een leiderschapsopleiding in een groot mijnbedrijf. Daar hoorde ik dat de medewerkers uit ervaring hadden geleerd dat seksuele intimidatie niet getolereerd werd. Maar tegelijk werden andere vormen van ongewenste omgangsvormen zoals racisme en grof taalgebruik door teamleiders wèl getolereerd.
We horen meer en meer over sancties die niet afschrikken en soms zijn er geen gevolgen. Bijvoorbeeld in het geval van de politicus die in juni 2023 gewoon herkozen werd als voorzitter van de Eerste kamer na het melden van ongewenste omgangsvormen.
Wat de or kan doen
Een or kan voorstellen dat de organisatie ervoor zorgt dat het onderwerp ‘ongewenste omgangsvormen’ adequaat aan bod komt in de RI&E, dat effectieve interne en/of externe vertrouwenspersonen aangesteld worden, dat medewerkers goed op de hoogte zijn van alle meldprocedures, dat klokkenluiders beschermd worden en dat sancties echt afschrikkend werken.
Makheni Zonneveld