"De noodzaak voor het bureaucratische principe van een ondernemingsraad wordt in ons bureau niet gevoeld", zegt David Gianotten van OMA, 1 van de 3 architectenbureaus waar we peilen hoe het gesteld is met medezeggenschap. De andere 2 zijn Kraaijvanger en SVP.
Volgens de Stichting Fonds Architectenbureaus (SFA) telt Nederland 1230 architectenbureaus met een of meer werknemers (peildatum maart 2024). Daarvan hebben 232 bureaus 11 of meer medewerkers en zijn daarmee verplicht een personeelsvertegenwoordiging (pvt) in te stellen. Zo’n 30 bureaus zijn verplicht een ondernemingsraad te organiseren, omdat ze 50 of meer werknemers hebben.
Overigens, in de cao voor architectenbureaus is opgenomen dat ook kleine bureaus, al vanaf 1 medewerker, verplicht zijn 2 keer per jaar een personeelsvergadering te houden waar inspraak mogelijk is (zie kader onderaan dit artikel).
Er zijn echter bureaus die ondanks deze verplichting niet met een or of pvt werken. Bijvoorbeeld omdat personeel er geen behoefte aan heeft. Ook zijn er bureaus die juist een stap verder gaan dan de wettelijke verplichting. Hieronder lees je 3 voorbeelden.
OMA heeft eigen medezeggenschapsstructuur
OMA heeft in Nederland 180 werknemers in dienst. Desondanks heeft het bureau geen or ingesteld. "De animo ervoor is bijzonder laag", zegt David Gianotten, partner bij OMA. Dit vanwege het internationale karakter van het bureau. "75% van ons personeel wisselt elke 5 jaar. En het aandeel Nederlandse werknemers is laag, dus er is weinig bekendheid met een instituut als een or. Wel is er behoefte aan directe invloed op onderwerpen die het personeel aangaan."
Inspraak bij OMA wordt geregeld volgens een zelfgeorganiseerde structuur. Het bureau organiseert jaarlijks meerdere werkgroepen om directe behoeftes van het personeel te bespreken, bijvoorbeeld voor het overhevelen van pensioensregelingen als een werknemer naar het buitenland verhuist. "Zo maken we inspraak concreter dan een or, die door veel mensen in de branche als controleorgaan wordt gezien."
Verder wordt transparant over salarissen gecommuniceerd, zijn er vertrouwenspersonen aangewezen en fungeert een chef de bureau als bureau-intermediair.
Hoewel OMA formeel niet aan de wet voldoet, wordt het bureau niet op de vingers getikt zolang het jaarlijks een inventarisatie doet onder werknemers. "Daaruit blijkt dat de bereidheid tot een or eerder afneemt dan toeneemt", zegt Gianotten. "We willen voldoen aan de wet, dus we blijven monitoren. Maar onze ervaring is dat we meer uit inspraak halen als we die inregelen op onderwerpen die het personeel aangaan. We roepen dus geen procedures in het leven om maar aan de wet te voldoen, want dat levert een dood medezeggenschapsorgaan op."
Kraaijvanger: formele én informele inspraak
Kraaijvanger Architects telt circa 60 werknemers. Omdat het bureau officieel uit 3 bedrijven bestaat met verschillende activiteiten, is er geen verplichting tot een or. Maar wel tot een pvt. Die heeft Kraaijvanger intussen zo’n 15 jaar. Hierin kunnen medewerkers hun stem laten horen over bijvoorbeeld werkdruk en werkplekaanpassingen. Een bureau-intermediair vult de rol van voorzitter in.
Bas Niese, partner bij Kraaijvanger, ziet de organisatievorm vooral als formele aanvulling op een reeds bestaande informele cultuur van inspraak. "Op informeel niveau hebben we het bijvoorbeeld over alles wat er speelt in het bureau. Als we zaken op een meer gestructureerde manier willen toetsen, dan leggen we die voor aan de pvt. Bijvoorbeeld of er behoefte is aan het verruilen van christelijke feestdagen voor islamitische. Een pvt geeft in zo’n geval een breder spectrum weer dan wanneer ik het individueel aan werknemers vraag."
Ook in crisistijd zorgt een pvt voor structuur door de mogelijkheid om achter gesloten deuren te klankborden met het personeel. "In plaats van en public het voornemen uit te spreken om personeel te ontslaan en zo angst te zaaien, kunnen we vertrouwelijk een financieel kader schetsen en maatregelen doorspreken. Onze werknemers waarderen dat, omdat zij via de pvt zijn gehoord."
Toch is de organisatievorm niet zaligmakend. Volgens Niese levert het strikt volgen van de wettelijke plichten van de medezeggenschapsvorm slechts beperkt invloed op voor medewerkers. "Wij gaan dus verder: ik wil de cultuur, het sentiment, de angsten en behoeften van het personeel peilen. We organiseren de pvt omdat het voorgeschreven is, maar we blijven ook gewoon met onze medewerkers praten."
SVP: platte organisatie zonder officiële medezeggenschap
Met circa 45 mensen in dienst komt SVP voor een pvt in aanmerking. Toch is die niet ingevoerd. "De werknemers binnen SVP hebben daar in het verleden nooit behoefte aan gehad", zegt Alexandra van Swinderen, urban designer bij SVP. Zij omschrijft het bedrijf als een platte, open organisatie met een familiegevoel op de werkvloer.
"Als iedereen tevreden is met hoe de werkgever met het personeel omgaat, hoe snel het MT op de behoeftes van de collega’s reageert en hoe soepel de ideeën werkelijkheid worden, waarom zou je dat dan veranderen?" Volgens de ontwerper is er dus geen reden voor het bureau om de personeelsvergadering, die bedoeld is voor bureaus tot 10 medewerkers, te vervangen met de pvt.
SVP haalt informatie, wensen en behoeftes bij het personeel op via personeelsvergaderingen en een jaarlijks rondetafelgesprek. Volgens Van Swinderen werkt die medezeggenschapsvorm, die bedoeld is voor organisaties tot 10 medewerkers, prima voor SVP. "Soms hebben wij ook workshops tijdens deze overleggen om oplossingen te bedenken. Omdat dit laagdrempelig verloopt, voelen collega’s zich gehoord en heeft niemand behoefte aan een formelere manier om met elkaar om te gaan."
Een officieel aangewezen bureau-intermediair heeft SVP niet. Wel treden 2 werknemers op als vertrouwenspersonen en is er een externe vertrouwenspersoon waar medewerkers bij terecht kunnen.
De huidige grootte van het bureau wordt gezien als de ideale samenstelling. Dat heeft alles te maken met eerdere ervaringen, zegt Van Swinderen. "Voor de crisis van 2008 telde ons bureau circa 55 medewerkers en 10 jaar geleden waren we met maar 20 tot 25. Nu zitten we rond de 45 en veel van ons werken 4 dagen per week of minder. Met deze maat kunnen we complexe opgaves aan en kennen we elkaar allemaal goed. Zouden we groeien, dan vraagt dat een andere bureauorganisatie. Daar kiezen we bewust niet voor."