‘De e-mail soms lijkt wel een to-do-lijst waar andere mensen steeds weer nieuwe onderwerpen op kunnen plaatsen.’ Herkenbaar? Ap Dijksterhuis, schrijver, spreker, hoogleraar psychologie en ondernemer, schetst hoe onze ‘ongestoorde tijd’ verloren gaat. Die tijd, nodig om ons hoofd te legen, is in de afgelopen 25 jaar meer dan gehalveerd (wanneer we de tijd dat we slapen niet meetellen). We staan continu bloot aan een informatiebombardement. En die overmaat aan indrukken zonder pauze, draagt bij aan de enorme toename van het aantal burn outs.
Over modieuze volksziekten gesproken
Tot voor de coronapandemie, vertelt Dijksterhuis, was de burn out volksziekte nummer 1. ‘Het begrip burn out werd zo’n 35 jaar geleden geïntroduceerd in de psychologie. Het gold toen als een fenomeen dat je tegenkwam onder zielige mannen van boven de 45 die te hard werkten. Nu zien we het onder alle lagen van de bevolking toeslaan, zelfs onder studenten.’
De burn out is uiteraard zo ongeveer het tegenovergestelde van werkgeluk, en zeker niet het enige onderwerp waar Dijksterhuis over zal spreken. Ook is de e-mail maar één van de moderne ‘verworvenheden’ die een aanslag doen op onze aandacht en tijd. Dijksterhuis noemt daarnaast de groeiende druk om te presteren; de almaar toenemende keuzevrijheid (hoewel die natuurlijk ook positieve kanten heeft), en last but not least, onze smartphone.
‘Vroeger kon je nog zitten mijmeren in de trein. Kan nu ook nog, maar door de telefoon doet vrijwel niemand dat meer. We zitten allemaal voortdurend op dat scherm te kijken.’ En we moeten duidelijk nog leren omgaan met al die prikkels, denkt hij.
Voorwaarden werkgeluk
Aan de ene kant gaat het er dus om dat we een aantal (nieuwe) gewoonten aan banden moeten leggen of zelfs vermijden. Maar je kan het ook positief benaderen. Dan is de vraag: hoe schep je zo veel mogelijk voorwaarden waardoor mensen gelukkig kunnen zijn in hun werk? ‘Je kunt wel driehonderd dingen noemen die het werkgeluk bevorderen’, zegt Dijksterhuis. Maar om het overzichtelijk te houden, gaat hij uit van een model met vijf ‘paraplubegrippen’. Die voorwaarden voor werkgeluk zijn:
- autonomie (waarover straks meer);
- betekenis (heb je het gevoel dat je iets nuttigs doet);
- verbondenheid (o.a. contact met collega’s);
- competenties (doe je wat je leuk vindt? Zijn er mogelijkheden om je verder te ontwikkelen?); en:
- de bekende balans tussen werk en privé.
'Het zijn begrippen die deels door elkaar heen en in elkaar over lopen,’ licht Dijksterhuis toe. Maar ze geven ons wel handvatten om dat ietwat ongrijpbare begrip werkgeluk.
Autonomie
‘Het is ook een fenomeen dat voortdurend verandert,’ zegt Dijksterhuis. ‘Neem het ervaren van autonomie, belangrijk om je goed te voelen in je werk. De zaken die dat ondermijnen veranderen voortdurend. Vroeger had je een strenge baas, nu is het je smartphone die bijdraagt aan een tot do-lijst die aan het eind van de dag langer lijkt dan aan het begin.’
Dijksterhuis, die organisaties heeft begeleid in verandertrajecten, heeft ervaren dat samenwerking nodig is om werkgeluk te bevorderen. ‘De or kan hierin een goede rol spelen. Bijvoorbeeld door na te gaan wat het werkgeluk voor collega’s betekent en wat het in de weg staat. Maar dat is natuurlijk in de eerste plaats de taak van personeelszaken. Dus om dit te doen slagen, is het verstandig om zowel de mensen van HR als de bestuurder mee te nemen.’
Een kleine ingreep kan al een groot verschil maken, zo heeft hij gemerkt. ‘Het gaat er immers om hoe mensen het ervaren. ‘Door bijvoorbeeld de planning van vakanties voortaan vrij te laten, gaat niet iedereen ineens zes weken op vakantie in dezelfde periode. Maar het gevoel dat het kán, kan al een gevoel geven van grotere autonomie.’