Hoe ben je bij de or gekomen?
‘Ik heb gereageerd op een oproep. Ik ben altijd wel nieuwsgierig naar het grotere plaatje van de organisatie: wat speelt er, wat is de koers? Dit is een mooie manier om dat grotere geheel te zien in onze organisatie van 4000 medewerkers. We hebben deel-or’s voor de ontwikkelorganisaties – zeg maar: beleidsafdelingen –, voor de uitvoerende afdelingen en voor de bestuurlijke afdelingen.’
‘Ik zit namens de afdeling Ruimte in de deel-or voor de ontwikkelorganisaties. We spreken maandelijks met de bestuurder van één ontwikkelorganisatie, die ook namens zijn collega’s spreekt. En uiteraard hebben we een centrale or.’
Lukt het om in zo’n grote organisatie inderdaad invloed te hebben?
‘Dat ervaar ik zeker. We praten bijvoorbeeld mee over hoe de gemeentelijke organisatie moet meegroeien met de gemeente zelf. Utrecht groeit snel; dat vraagt ook meer mensen op diverse afdelingen. Hoe wil je die groei vormgeven en wat is de rol van de or daarin? Dat staat momenteel regelmatig op de agenda.’
Hoe zie je de rol van de or?
‘We hebben onszelf gedefinieerd als ‘kritische vriend’. Bestuurder en or zoeken beide naar wat het beste is voor de organisatie en de medewerkers. Daarin zijn ze vrienden. Maar als or moeten we wel kritisch kunnen zijn en doorvragen. Kritische vragen op basis van vertrouwen maken een organisatie beter. Daar ben ik van overtuigd.’